De laatste maanden zie ik het steeds opnieuw: mensen die opzoek zijn naar iets. En daar krijg ik pukkels, kromme tenen en jeukende handjes van.
Want als je iets opzoekt, ga je er naartoe. Als je iets zoekt, ben je op zoek. Die spatie is dus belangrijk lieve mensen, anders kraam je onzin uit.
Maar ik zie het zelfs vakgenoten schrijven! Net afgestudeerde vakgenoten nog wel. Leren ze bij die communicatieopleidingen dan helemaal geen spellingsregeltjes meer?
Na de vijfde post van iemand die het verschil tussen opzoeken en zoeken niet weet, ben ik dus toch maar als een tekstuele betweter deze blog gaan schrijven.
Ik leg het jullie met behulp van Onze Taal graag nog een keer duidelijk uit:
‘Ik ben op zoek naar een baan’ is juist; de combinatie op zoek zijn naar wordt in losse woorden geschreven.
Opzoek = werkwoordsvorm
Alleen als het een werkwoordsvorm is, is opzoek één woord, zoals in: ‘Wil je dat ik die cavia even voor je opzoek?’ Want hier is het een vorm van het werkwoord opzoeken. Alle vervoegde vormen van dat werkwoord zijn dus één woord; het is bijvoorbeeld ook: ‘Ik wil graag dat je die hamsterkooi nu opzoekt’ en ‘Hij reisde naar Spanje, waar hij Sinterklaas opzocht.’
Met de stam van het werkwoord opzoeken (opzoek) kun je trouwens allerlei leuke samenstellingen vormen: opzoekboek, opzoekfunctie, opzoekklus, opzoekwerk, enz.
Klemtoon
Twijfel je nog steeds tussen op zoek en opzoek? Dan kun je op de klemtoon letten:
- ligt de klemtoon op zoek, dan schrijf je een spatie: op zóék;
- ligt de klemtoon op op, dan schrijf je het aan elkaar: ópzoek.
Dus lieve mensen die op zoek zijn naar een nieuwe baan, schrijfklus of wat anders: gebruik die spatiebalk!